De vegetatie is de resultante van bodem en waterhuishouding en de drager van de fauna die er leeft. Volgens het rangordemodel van Londo heeft de bodem meer invloed op de aard van de vegetatie dan dat de vegetatie de bodem beïnvloedt (bijvoorbeeld door afzetting strooisel). Voor de fauna geldt hetzelfde: de vegetatie heeft meer invloed op de aard van de fauna dan andersom. Al deze relaties spelen een rol in vegetatieonderzoek

Er zijn in het landelijk gebied diverse (berm- en) slootkarteringen uitgevoerd in laagveengebieden, bijvoorbeeld nabij de Deelen en in de Mieden (Fryslân), het Leekstermeergebied (Groningen), het dal van het Schoonebeekerdiep (Drenthe) en nabij Streukelerzijl (Overijssel). Op al deze plekken speelt het opwellen van grondwater een rol. Dit wordt zichtbaar in de aanwezige plantensoorten (kwelindicatoren). Op de hogere gronden neemt het belang van oppervlaktewater en grondwaterkwel af, hoewel de kartering van ijsbaantjes in Drenthe wel interessante vegetaties van droogvallende zwakgebufferde wateren opleverde.

Op de hogere gronden zijn met name de matig voedselrijke en schrale bermen van belang. Er zijn bijvoorbeeld dijken in het dal van de Overijsselse Vecht geïnventariseerd, diverse ijsbaantjes en bermen in Zuidoost Drenthe. In de terreinen van de Waterleidingmaatschappij Drenthe komen bloemrijke graslanden voor waarvan enkele zijn gekarteerd. De vegetatieopnamen uit deze gebieden worden al een aantal jaren ingevoerd en geïnterpreteerd. Een voorbeeld zijn verder ook heischrale overhoekjes die nog in het landelijk gebied voorkomen:

In 2010 en 2011 zijn enkele heischrale graslanden langs het spoor geïnventariseerd. De waarde ervan is op tijd erkend en tot nog toe kon het beheer met overheidsgeld worden uitgevoerd. De toestand waarin deze snippers verkeren hangt in belangrijke mate samen met het landgebruik in de omgeving. Luchtvervuiling en ontwatering zijn de belangrijkste oorzaken van achteruitgang. Bovendien is begrazing in de meeste gevallen geen optie voor het beheer vanuit praktisch oogpunt, terwijl het ontstaan en de instandhouding van dit vegetatietype juist sterk samenhangt met begrazing.

De zeldzaamheid hangt samen met de kleine oppervlaktes heischrale graslanden die in Nederland zijn overgebleven. Dit vegetatietype komt nog tussen heide voor en in overhoekjes in het agrarisch gebied. Vroeger besloegen heischrale graslanden een enorme oppervlakte. Ze kwamen o.a. voor in de overgangen van heide naar beekdalen, op plaatsen waar begrazing door vee voldoende intensief was om de heide terug te dringen. Deze gronden bleken bij de ontginning aantrekkelijker als agrarisch land en om bos te planten dan de echte heidegebieden.

Valkruid

Blauwe knoop met Icarusblauwtje

Algemene graslandvegetaties zijn gekarteerd langs de rijkswegen (A7, A27, A28, A58) en in agrarich grasland (Programma Beheer). Lang de Rijkswegen komen ook schrale vegetatietypen voor, maar die zijn vaak soortenarm.

In de omgeving van Mantinge is een singelkartering uitgevoerd. Het complexe is dat je niet alleen de vegetatie op grondniveau in kaart brengt, maar ook om je heen en boven je kijkt, in een vrij onoverzichtelijke situatie.

In natuurgebieden is vegetatieonderzoek gedaan in brakke en zoute gebieden (Noord-Fryslân Buitendijks, Lauwersmeer, Schiermonnikoog). Verder is er enige ervaring met de duinen van Noord-Holland en Zeeland. De structuur van de vegetaties is overeenkomstig met de duinen in het Waddengebied, maar een deel van de soorten is anders. Middels gedegen voorstudie en flora kan de vegetatie worden beschreven.