Veluwse beken

Ten zuiden van Epe ligt de Klaarbeek (Paalbeek). Je vindt daar een opgeleide beek, grote percelen zonder afwateringssloten en de loop van de oude beek die de status van afwateringssloot heeft. Knotbomen en andere oude bomen illustreren de ouderdom van dit cultuurlandschap. Tot voor kort graasden er paarden. Rond de bomen liggen struwelen die onder invloed van begrazing zo zijn gevormd. Het is een bijzonder gebied. De ligging van de oude beek tot de nieuwe beek deed de vraag rijzen of er misschien sprake is geweest van een vloeiweidesysteem.

De oostzijde van de Veluwe watert af naar de IJssel via een groot aantal kleine beekjes. Het bijzondere van deze beekjes is dat ze vrijwel allemaal een kunstmatig karakter hebben. De beekjes hebben een relatief groot verval, waardoor ze interessant waren om watermolens aan te drijven. Tot aan deze molens leidde men het water op: door middel van dijkjes kwam het water steeds hoger ten opzichte van de rest van het landschap, waardoor bij de molens een maximaal verval werd gerealiseerd. Om de wateraanvoer in de molenbeken te vergroten, werden waterrijke plekken aangeboord.

Waterwerken werden niet alleen gebruikt voor molens, maar ook voor het bevloeien van weiden (Baaijens et al. 2011). Op deze wijze werd land bemest en omdat het in de winter plaatsvond, werd ook vorstschade beperkt. Een opgeleide beek (een beek tussen dijkjes die hoger ligt dan het land) kan dus in gebruik zijn geweest voor een watermolen òf voor het bevloeien van land. In de meeste gevallen sluiten deze twee gebruiken elkaar uit, omdat de belangen van molenaars en boeren ten aanzien van waterbeheersing botsten. Op de Veluwe kwam de combinatie watermolen en bevloeiing in elk geval weinig voor (Renes et al. 2002).

Langs de Tongerensche Beek- Klaarbeek waren op zes plaatsen één of meer molens aanwezig. Wardenaar en Haartsen (2011) veronderstellen dat alleen ten noorden van Wissel (ten westen van Epe) mogelijk sprake is geweest van een vloeiweidesysteem. De naam Epe duidt op nat of aan het water gelegen land. Mogelijk is de naam Emst afgeleid van het woord beëmen - bevloeien. Voordat er molens waren, speelde bevloeiing mogelijk een grote rol.

De geschiedenis van de watermolens op de Veluwe begint in de 17e en 18e eeuw (Renes et al. 2002, Menke et al. 2007). Bevloeien is ouder (Middeleeuwen) en gaat in Nederland terug tot in de Romeinse tijd. De vroegst bekende vermelding van Epe dateert uit 1176, van het nabijgelegen Tongeren uit 1025 (www.ampt-epe.nl). Het is goed mogelijk dat de beken vanaf de Middeleeuwen gebruikt zijn voor bevloeiing, alsook voor ontwatering van venen (Willemse et al. 2008). Voor de Klaarbeek ten zuiden van Epe zal de geschiedenis niet meer te achterhalen zijn. Het gebied is sterk beïnvloed door de aanleg van een provinciale weg, ten zuiden daarvan heeft waarschijnlijk ruilverkaveling plaatsgevonden en het laatste stukje gaat nu op de schop, (waarbij de waterlopen ontzien worden).